donderdag 11 augustus 2011

Van cacaopoeder tot négritude

De visie van dichter-president Léopold Sédar Senghor

Een knalgele reclameposter uit de jaren dertig met daarop een breed lachende zwarte man. Op zijn hoofd een rode fez met een blauwe kwast en daaronder de tekst ‘y’a bon…’ (mmm, lekker…) die ongetwijfeld betrekking heeft op de overheerlijke chocoladedrank van het merk Banania waar al hele generaties Fransen mee zijn grootgebracht. Een Fransman uit die tijd herkent direct de tirailleur sénégalais, de Afrikaanse soldaat die onder Frans bevel de orde in de koloniën moest helpen handhaven en later in de Eerste en Tweede Wereldoorlog heeft meegevochten aan het Franse front. Soms vrijwillig, in de – ijdele – hoop dat hij na de oorlog dezelfde rechten en privileges zou krijgen als een Frans staatsburger, meestal op hardhandige wijze geronseld in Senegal, of elders in Afrika. De reclame maakt handig gebruik van de reputatie van deze divisie Senegalese troepen die met hun moed het versterkende karakter van de ontbijtdrank moeten onderstrepen.

De Senegalese dichter en president Léopold Sédar Senghor (1906-2001) wijdt meerdere van zijn gedichten aan de tirailleurs sénégalais van wie velen zijn gesneuveld, ver van hun familie en vaderland. Zo ook het gedicht ‘Poème liminaire’, geschreven in april 1940. Senghor heeft bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog eveneens gediend in het Franse leger, als officier, maar hij werd al snel gevangengenomen door de Duitsers en heeft twee jaar lang in kampen doorgebracht, onder andere in een kamp in Poitiers dat speciaal was ingericht voor de koloniale troepen. Senghors ‘Poème liminaire’ is een ode aan zijn gestorven broeders. De dichter wil hen eren om hen zo aan de vergetelheid te ontrukken, een taak die hij liever niet overlaat aan de Franse generaals en ministers. Die nemen de zwarte soldaten namelijk niet helemaal serieus, vanwege hun huidskleur, en… vanwege hun brede lach. Midden in het gedicht haalt Senghor plotseling fel uit tegen de hierboven beschreven Banania-reclame: ‘Mais je déchirerai les rires banania sur tous les murs de France’. Hij zal de onnozele Banania-lach – die van oor tot oor – van alle muren in heel Frankrijk scheuren. Senghor fulmineert daarmee niet alleen tegen deze ene stereotype afbeelding, maar in feite verwerpt hij in deze dichtregel iedere vorm van eenzijdige representatie, van het westerse perspectief op de onbekende Ander.

Tussen Sine en Seine
Nu zijn er verschillende reacties denkbaar als het gaat om racisme, maar ook seksisme of andere vormen van ongelijkheid. Je kunt benadrukken dat er geen verschillen zijn tussen de onderdrukte en de dominante cultuur. Het gevaar is echter dat je je volledig gaat aanpassen aan de overheersende cultuur, en, als inwoner van een door Frankrijk gekoloniseerd gebied, nog Franser wordt dan de Fransen zelf. Deze volledige assimilatie, waarbij de Franse taal en cultuur worden overgenomen en eigen gemaakt ten koste van de eigen identiteit, resulteert in een culturele spagaat, die van de Peau noire, masques blancs, zoals de veelzeggende titel van het beroemde werk van Frantz Fanon uit 1952 luidt, een zwarte huidskleur onder een wit masker. Vandaar dat Senghor kiest voor een exact tegenovergestelde houding. Door juist de nadruk te leggen op de onderlinge verschillen tussen twee culturen kun je het unieke en onafhankelijke karakter van je eigen cultuur onderstrepen. Geïnspireerd door de schrijvers van de Amerikaanse Harlem Renaissance ontwikkelt Senghor samen met Aimé Césaire en Léon-Gontran Damas de théorie van de négritude, die de karakteristieken van de zwarte cultuur en de eigen waarde van de Afrikaanse identiteit erkent. Een zwart hart onder een zwarte huid.
            Het concept négritude is oorspronkelijk afkomstig van de Antilliaanse dichter Aimé Césaire. Senghor ontmoet hem in Parijs in de jaren dertig. Na een zeer gelukkige jeugd die zich afspeelt tussen zijn Senegalese geboortedorp Joal aan de Atlantische kust, zo’n honderd kilometer ten zuiden van de hoofdstad Dakar, en Djilor, gelegen aan de rechteroever van de rivier de Sine, stelt een beurs de jonge Senghor in staat zijn opleiding in Parijs voort te zetten, eerst aan het Lycée Louis-le-Grand, vervolgens aan de Sorbonne. Hij is de eerste zwarte student die aan deze universiteit zijn diploma behaalt, zoals hij later ook de eerste zwarte auteur zal zijn die wordt toegelaten tot de prestigieuze Académie Française. Tijdens zijn studie raakt Senghor bevriend met Césaire en Damas en samen richten ze in 1934 het tijdschrift L’Étudiant noir op dat als spreekbuis dient voor hun ideeën. Later zal Senghor zijn opvattingen als politicus daadwerkelijk in praktijk brengen. Wordt zijn uitspraak ‘op een dag moet Senegal vrij zijn en ik wil zijn onafhankelijkheid bewerkstelligen’ voor de oorlog door zijn vrienden nog met enige scepsis ontvangen, een kwart eeuw later is hij werkelijkheid geworden. Senghor bekleedt diverse politieke functies, zowel in Frankrijk als in Senegal om uiteindelijk, in 1960, het presidentschap te aanvaarden van het zojuist onafhankelijk geworden Senegal.
Ondanks zijn verplichtingen als drukbezet staatsman is hij altijd blijven dichten. Die twee activiteiten zijn overigens niet los van elkaar te zien. Voor Senghor ligt de daad in het woord besloten. Hij weet politieke crises met woorden te bezweren en dreigend geweld met overtuigingskracht af te wenden, zoals tijdens de vermeende staatsgreep van premier Mamadou Dia, begin jaren zestig. Daarin raakt zijn politieke optreden aan de poëzie. Daarnaast is veel van zijn poëzie politiek geladen, en een aanklacht tegen onrechtvaardigheid. Als president én als dichter is hij de woordvoerder van zijn volk. Hij begint al op jonge leeftijd te dichten, debuteert in 1945 met de bundel Chants d’ombre, in 1948 gevolgd door Hosties noires. In dat jaar verschijnt ook de door hem samengestelde Anthologie de la nouvelle poésie nègre et malgache de langue française, met een beroemd geworden voorwoord van de hand van Jean-Paul Sartre, Orphée noir. Dankzij deze uitgave breekt hij door en wordt hij in Frankrijk gezien als dé authentieke stem van zwart Afrika. Daarna volgen nog Éthiopiques (1956), Nocturnes (1961), Lettres d’hivernage (1972) en Élégies majeures (1979). Overigens hebben niet al zijn gedichten een politieke boodschap. Hij heeft ook talrijke intiemere gedichten geschreven. Bijvoorbeeld het beroemde ‘Femme noire’. Daarin bezingt de dichter de zwarte vrouw, tegelijkertijd moeder en minnares, die symbool staat voor zijn geliefde land. Karakteristieke thema’s die zullen terugkeren in zijn latere poëzie zijn reeds aanwezig in dit vroege gedicht: de herinnering aan zijn Afrikaanse vaderland, de schoonheid van de natuur, het geroffel van de tamtam, de sensualiteit, de eeuwig terugkerende cyclus van leven en dood.

Femme noire
Femme nue, femme noire
Vêtue de ta couleur qui est vie, de ta forme qui est beauté !
J’ai grandi à ton ombre ; la douceur de tes mains bandait mes yeux.
Et voilà qu’au coeur de l’Été et de Midi, je te découvre, Terre promise, du haut d’un haut col calciné
Et ta beauté me foudroie en plein coeur, comme l’éclair d’un aigle.

Femme nue, femme obscure
Fruit mûr à la chair ferme, sombres extases du vin noir, bouche qui fais lyrique ma bouche
Savane aux horizons purs, savane qui frémis aux caresses ferventes du Vent d’Est
Tamtam sculpté, tamtam tendu qui grondes sous les doigts du vainqueur
Ta voix grave de contralto est le chant spirituel de l’Aimée.

Femme nue, femme obscure
Huile que ne ride nul souffle, huile calme aux flancs de l’athlète, aux flancs des princes du Mali
Gazelle aux attaches célestes, les perles sont étoiles sur la nuit de ta peau
Délices des jeux de l’esprit, les reflets de l’or rouge sur ta peau qui se moire
A l’ombre de ta chevelure, s’éclaire mon angoisse aux soleils prochains de tes yeux.

Femme nue, femme noire
Je chante ta beauté qui passe, forme que je fixe dans l’Éternel
Avant que le Destin jaloux ne te réduise en cendres pour nourrir les racines de la vie.
(uit: Chants d’ombre 1945)

Zwarte vrouw
Naakte vrouw, zwarte vrouw
Gekleed in jouw levende kleur, jouw mooie gestalte!
Ik ben grootgebracht in jouw schaduw; de zachtheid van jouw handen omsloot mijn ogen.
En daar midden in de Zomer op dat Middaguur ontdek ik je, Beloofd land, vanaf de hoogte van een verkoolde bergpas
En jouw schoonheid treft me diep in mijn hart, als de schittering van een arend.

Naakte vrouw, donkere vrouw
Rijpe vrucht met stevig vlees, sombere extases van de zwarte wijn, mond die mijn mond lyrisch maakt
Savanne met je zuivere horizonnen, savanne die huivert onder de vurige liefkozingen van de oostenwind
Gebeeldhouwde tamtam, gespannen tamtam die gromt onder de vingers van de overwinnaar
Jouw lage altstem is de spirituele zang van de Beminde.

Naakte vrouw, donkere vrouw
Olie die door geen enkel zuchtje tot rimpelen wordt gebracht, kalme olie op de flanken van de atleet, op de flanken van de prinsen van Mali
Gazelle met de hemel verbonden, de parels zijn sterren op jouw nachtelijke huid
De weerkaatsingen van rood goud op jouw huid, heerlijke geestigheden
In de schaduw van jouw haar licht mijn angst op in de zonnen van jouw ogen, zo dichtbij.

Naakte vrouw, zwarte vrouw
Ik bezing jouw voorbijgaande schoonheid, gestalte die ik vastleg in het Eeuwige
Voordat het jaloerse Lot jou tot as doet vergaan om de wortels van het leven te voeden.
            (vertaling: Marieke Smeenk)

Négritude en de springende tijger
Naast zijn gedichten publiceert Senghor een hele serie gebundelde essays. Het eerste deel, Liberté 1. Négritude et humanisme, komt uit in 1964, het laatste deel, Liberté 5. Le dialogue des cultures, in 1993. Deze bundels bevatten zowel zijn toespraken en voordrachten alsook voorwoorden en meer filosofische essays waarin hij zijn ideeën over négritude uiteenzet en uitwerkt. Senghor verzet zich tegen de vooroordelen en de eenzijdige kijk van het Westen op het Afrikaanse continent door het perspectief om te draaien: het overgeïndustrialiseerde Westen, dat door een vergaande ontwikkeling van het rationele en moderne wetenschappelijke denken vervreemd is geraakt van zijn wortels, kan niet zonder de waarden van de Afrikaanse beschaving, die meer waarde hecht aan de intuïtie en waarin het individu zich altijd verbonden weet met de kosmos en zijn omgeving.
            Négritude, hoewel als concept reeds ontstaan in de jaren dertig, wordt pas veel later omarmd, bijvoorbeeld door de Black Pride-beweging met hun beroemde slogan ‘Black is beautiful’. Négritude is een breed begrip. Het is ‘l’ensemble des valeurs de la civilisation noire’, het geheel van waarden – economisch en politiek, intellectueel en moreel, artistiek en sociaal – van de zwarte beschaving. Het is de culturele zelfdefinitie van álle Afrikanen, zowel in Afrika als in diaspora. Naast filosofie en ontologie, een visie op de wereld, en een manier van zijn in de wereld, vormt de négritude ook de basis voor een eigen esthetiek. Zwarte poëzie onderscheidt zich niet alleen door haar originele beeldspraak en woordgebruik, maar ook door haar muzikale karakter. Geïnspireerd door de orale en veelal gezongen poëzie van de griots, de Afrikaanse troubadours, verheft Senghor melodie en ritme tot een ware poëtica van zijn werk. Met name ritme raakt direct aan het gevoel. Het ontstaat vanuit de emotie en wekt vervolgens zelf ook emotie op. Vandaar de waarde die hij toekent aan metrum, alliteratie en assonantie, herhaling van woorden en grammaticale constructies. Een juiste voordracht van zijn poëzie acht hij daarbij van het grootste belang. Bovendien zijn veel van zijn gedichten geschreven om gezongen te worden onder begeleiding van traditionele Afrikaanse instrumenten als de korâ (een soort harp), de balafong (een soort xylofoon), en natuurlijk de tamtam die de maat aangeeft van ‘le pouls profond de l’Afrique’, Afrika’s hartslag.
Zowel uit westerse als uit niet-westerse hoek is er felle kritiek gekomen op het concept négritude. Velen hebben gewezen op de interne tegenstellingen binnen Senghors filosofie die, door de verschillen tussen culturen te benadrukken, discriminatie juist in de hand werkt. Een veel geciteerde zin is ‘L’émotion est nègre, comme la raison est hellène’, vaak geheel uit zijn verband gerukt om het verwijt van hokjesgeest aan het adres van Senghor te staven. Hij zou juist het stereotype beeld van de inferieure, emotionele wilde en de superieure, met ratio gezegende Europeaan in stand houden. Anderen waarschuwen voor het gevaar van een omgekeerd racisme, een houding die resulteert in een vervreemding van de westerse samenleving. Stanislas Adotevi, in zijn Négritude et négrologues, verwijt Senghor een essentialistische opvatting van de zwarte identiteit, die geen recht doet aan de onderlinge verschillen die er bestaan tussen bijvoorbeeld een inwoner van Afrika en een Amerikaan van Afrikaanse afkomst. De Nigeriaanse schrijver en Nobelprijswinnaar Wole Soyinka verwoordde zijn ergernis ooit als volgt: ‘Een tijger schept ook niet op over zijn tijger-zijn. Een tijger springt.’
Senghor heeft altijd opengestaan voor kritiek en is zijn ideeën blijven ontwikkelen en bijstellen. Zo is hij te zeer een product van zijn westerse opvoeding om de verworvenheden van het Franse verlichtingsdenken te verwerpen en heeft hij altijd gewezen op het belang van een symbiose tussen het Afrikaanse en het Europese erfgoed. Een positief bewustzijn van de eigen cultuur is belangrijk, niet om je daarin op te sluiten, maar je van daaruit juist open te stellen naar de ander en naar de toekomst. Een humanistische visie dus, die Senghor aanduidt met de term civilisation de l’universel, een universele cultuur waaraan iedereen bijdraagt in de vorm van de eigen specifieke kenmerken en onvervangbare waarden, in wezen een eigentijdse variant van de négritude.

Vorig jaar, 2006, is tot Année Senghor uitgeroepen. De honderdste geboortedag van de dichter-president is uitgebreid gevierd, in Parijs, in Dakar, maar ook in Kinshasa en Hanoi, en heeft geleid tot een stroom van nieuwe publicaties over diverse aspecten van zijn leven en zijn werk. Deze populariteit valt niet alleen te verklaren vanuit de belangrijke historische rol die hij heeft vervuld door de zwarte cultuur op de agenda te zetten in een tijd die zowel politiek als cultureel door het Westen werd gedomineerd. Zijn ideeën en opvattingen blijken nog steeds waardevol in het licht van het hedendaagse integratiedebat en de discussie rondom de multiculturele samenleving. Senghor was een van de eersten die heeft gewaarschuwd voor de globalisering van de samenleving en de daarmee gepaard gaande uniformisering van de cultuur. Vijf jaar na zijn dood blijkt de dichter nog springlevend. Dat geldt echter ook voor de pakken cacaopoeder van Banania. De tirailleur sénégalais siert nog steeds – zij het in een iets meer gestileerde vorm – de ontbijttafel van menig Frans gezin.

(gepubliceerd in: Armada. Tijdschrift voor wereldliteratuur, 13.46 (2007): 44-50)

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten